HERINNERINGEN AAN NICKERIE - Cricket
door Jozef Siwpersad
|
Dr. Jozef Siwpersad 1944 - 2007 |
Cricket: “Ból Jaskaran, Jaskaran ból”!
Cricket wordt door heel veel mensen afgedaan als een saaie, statische sport. Een sport voor oudere mannen waaraan weinig opwindends valt te beleven. Waarom ik als jochie van elf, twaalf jaar, er toch door geboeid raakte, kan ik niet goed verklaren. Waarschijnlijk kwam dit door het feit dat er voor kinderen en volwassenen in die tijd in Nieuw Nickerie weinig viel te beleven.
Tijdens het cricketseizoen zat ik steevast op de tribune om de wedstrijden van begin tot eind te volgen. Er werd ook veel gevoetbald, daar aan de Achterstraat, maar dat vond ik, anders dan vele leeftijdgenoten, maar niks. Groot was mijn teleurstelling als de cricketwedstrijden om welke reden dan ook niet op tijd begonnen. Vaak was de pitch niet op tijd gereed gemaakt door de groundsman. Zij was dikwijls ook nat omdat men onvoldoende materiaal voorhanden had om haar adequaat af te dekken. Urenlang werd er dan gepoogd om met zemelen (bhúsi) het vocht te verdrijven en de pitch geschikt te maken voor de wedstrijd. Ook de langdurige onderbreking van de wedstrijden voor de lunch vond ik maar niks.
Je zat op de tribune niet alleen voor het spel, maar ook voor de geestige en vaak cynische commentaren die er over weer werden geleverd door aanhangers van de beide teams. Men ging elkaar verbaal te lijf en probeerde de ander met kwinkslagen, gekruid met de gebruikelijke Nickeriaans-Engelse krachttermen, te vloeren. Dit onder aanmoediging van en tot grote hilariteit van de omstanders. Sommige types als Mannoe, van Hindostaans-Creoolse afkomst, waren meesters in dit steekspel met woorden. Zij schenen hieraan meer plezier te beleven dan aan het gebeuren op het veld zelf. Zij brachten alleen al door hun aanstekelijke verschijning leven in de brouwerij en hielpen de rest van het publiek door de saaie momenten van de wedstrijden heen. Er werd daarom altijd verlangend uitgekeken naar hun komst. Naarmate de dag vorderde, nam de vrolijkheid op de tribune toe, niet weinig aangewakkerd door het onafscheidelijke glaasje bier of iets sterkers. Ik heb altijd genoten van dit tafereel.
Onafscheidelijk van het cricketveld was ook de zwijgzame en in Nickerie alom bekende figuur van mijn oom Sewnarain, alias Toto, een vijftiger met een eeuwige grijze stoppelbaard. Hij stond steevast bij de ingang van het veld met zijn houten kar, die behalve als transportmiddel ook dienst deed als een koelkast. Hierin bevonden zich heerlijke, in een emmer op ijsblokken gekoelde sinaasappelen die gretig aftrek vonden. In trek waren ook zijn warme doppinda’s in typische papieren puntzakjes.
Waarschijnlijk is deze geestige en kleurrijke ambiance, voor mij een onlosmakelijk deel van de Nickeriaanse folklore, deels ook een verklaring voor mijn jeugdige belangstelling voor cricket die overigens nog steeds niet verflauwd is.
Er werd behalve gedebatteerd natuurlijk ook fanatiek gekraakt. Een vier werd, zoals ook nu, door de fans van de battende patij altijd begroet met een lang gerekte en herhaalde “four”, “four”, compleet met de bijbehorende signalen zoals gegeven door de umpire. Sommigen liepen onder het uitroepen van “four”, “four” naar de balustrade van de houten tribune om de bal als het ware aan te moedigen over de boundary te rollen. Bij een “zes” was de opwinding groot. Maar dit gold ook voor het oponthoud omdat de bal vaak zoek was in het hoge gras van de belendende begraafplaats.
De jaren vijftig waren de jaren van vele grote crickethelden als Braithwaite, die later ook furore maakte in Nederland. Het was ook de tijd van een Pompel. Hij had een korte , gedrongen postuur. Hij was geen opwindende batsman, maar wel een koel berekenende tacticus. Hij dreef door zijn voorzichtige battingstijl menige bowler tot wanhoop. Hij kon vele uren standhouden, zonder veel runs te scoren. Dat liet hij over aan zijn compagnon. Als verdediger was hij, ook lang na zijn actieve sportjaren, een begrip.
Het meest tot mijn verbeelding sprak evenwel de figuur van Jaskaran. Een lange, stevig gebouwde cricketer. Hij was een bij tegenstanders zeer gevreesde bowler die met zijn verraderlijke ballen menige batsman heeft verrast. Als de andere bowlers van zijn team er niks van bakten en er geen wickets vielen, werd Jaskaran steevast in stelling gebracht. En dat vaak op luide aandrang van zijn fans onder het publiek die in koor en met een Nickeriaans accent riepen: “Ból Jaskaran, Jaskaran ból!” (= “Bowl Jaskaran, Jaskaran bowl”). Dat was niet alleen een uiting van teleurstelling over het verloop van de wedstrijd. Het was ook een oproep aan de desbetreffende captain om van bowler te wisselen en een verzoek aan Jaskaran om korte metten te maken met de tegenstander. De langgerekte koren hielden aan totdat de captain Jaskaran daadwerkelijk in stelling bracht. Jaskaran stelde zijn fans zelden teleur.
Schuin tegenover de tribune aan de
andere kant van het veld stond aan de
straatkant een bouwvallig houten gebouw
dat als “paviljon” dienst deed. Hier
hielden de scorers en de battende partij
zich op. Na afloop van de
cricketwedstrijden werd dit gebouw
betrokken door een ander soort
gebruikers: op zijn mooist uitgedoste
Creoolse danslustigen uit alle
windstreken van Nieuw Nickerie. In de
late middag zag je mannen en vrouwen
langzaam en gestoken in kleurrijke
kledij door de straten paraderen en
coquetteren op weg naar de danszaal. Een
bandje speelde Surinaamse kaseko’s en
opwindende Latijnse merengue’s.
Ik was een jongetje afkomstig uit het
preutse poldermilieu waar de meeste
getrouwde vrouwen en ook vele jonge
meisjes nog gesluierd rondliepen en ver
uit de buurt bleven van vreemde mannen.
Geen wonder dat ik het dansgebeuren
ervoer als een pikante afsluiting van
een lange dag op het cricketveld. Ik
stond vaak heimelijk en urenlang door de
spleten te gluren naar de aan elkaar
gekleefde en hartstochtelijk dansende
paren. Anders dan nu waren er in die
tijd geen echte discotheken. Het
multipurpose gebouwtje aan de rand van
het cricketveld kan dan ook beschouwd
worden als de eerste discotheek van
Nieuw Nickerie, maar dan uitsluitend
bevolkt door een Creools publiek. De
andere groepen zouden de smaak van deze
vorm van openbaar vermaak, door hen
aanvankelijk met veel dédain afgedaan
als een onzedelijk en typisch Creools
gebruik, pas in de jaren zeventig en
tachtig van de vorige eeuw ontdekken. Er
heeft zich vervolgens een soort
culturele inhaalrace voltrokken, zódanig
dat de rollen nu zelfs lijken omgekeerd.
“Het kan verkeren” zei de bekende
Nederlandse dichter Bredero reeds in de
17e eeuw. Immers, hoe anders is het in
het voorheen slaperige en weinig
opwindende Nickerie geworden. En dat
binnen een periode van een halve eeuw!
Terug naar cricket. De geschiedenis van deze sport in Nickerie is nog niet goed onderzocht en beschreven. Hier ligt een boeiend thema voor een onderzoeker met vragen als: Hoe en wanneer heeft deze sport Nickerie bereikt? Wie waren de pioniers? Wie waren door de tijden heen de belangrijkste en kleurrijkste figuren die deze sport een vaste plaats hebben bezorgd in dit district? Welke ontwikkeling heeft deze sport daar doorgemaakt? Welke betekenis heeft cricket in het algemeen gehad voor het district en zijn bewoners? Welke bijdrage heeft zij geleverd aan de sociale cohesie in het district? Een boeiend onderzoeksthema kan ook zijn de veranderende moraal en de interculturalisatieprocessen door de jaren heen zoals hier met een pennenstreek geschetst.
Het zou mooi zijn als een student of professionele onderzoeker deze thema’s kon oppakken. Ik heb hier in enkele ruwe trekken slechts willen aangeven dat dit een zeer plezierige ontdekkingsreis kan worden, uitmondend in mooie publicaties over het district Nickerie en zijn kleurrijke bevolking.
Met dank aan drs. Moti Marhé
Copyright © 2003 - 2008 . All rights reserved.
Designed & hosted by Galactica's Graphics