HERINNERINGEN AAN NICKERIE - KNIPPA'S

door Jozef Siwpersad


Dr. Jozef Siwpersad

1944 - 2007

Dit is het tweede artikel in de reeks Herinneringen aan Nickerie. Bij de introductie van het eerste artikel is een ieder uitgenodigd om – onder nadere goedkeuring van de redactie - ook zijn of haar herinnering ter plaatsing op de website van VVN aan te bieden.

Knippa is een vrucht die ik op tienjarige leeftijd in Nieuw Nickerie heb leren kennen.In de westelijke polders, mijn geboortestreek, kwam deze vrucht niet veel voor.

Knippa’s waren voor vele arme Nieuw Nickerianen een soort sociaal vangnet en verzekering voor de oude dag. Dit gold vooral voor de alleenstaande en oudere vrouwen in de “hoofdstad” van Nickerie. Zulke vrouwen in de polders konden nog terugvallen op andere inkomstenbronnen. De jaarlijkse oogst leverde per boom een honderdtal guldens op en dat was voor de gelukkige eigenaren van knippabomen een welkome aanvulling op het karige en ongeregelde inkomen. De daglonen bedroegen in die tijd gemiddeld drie guldens. Knippabomen werden ten tijde van de oogsttijd dan ook altijd streng bewaakt tegen kleine stropertjes uit de buurt. Dit geldt overigens ook voor andere vruchtensoorten als awara’s en manja’s.

Knippa's

Knippa’s werden per boom verhandeld aan de opkopers. Zij werden ook per stuk verkocht. Dat leverde veel meer op. Ik heb vaak vrouwen gedurende hele dagen duizenden knippa’s één voor één zien tellen ter aflevering aan de opkopers. Sommige eigenaren gingen de knippa’s zelf rondventen of stuurden hun kinderen op pad.

Zo iemand was mijn creoolse buurvrouw  - “neighba” volgens de algemene aanduiding voor alle buren - aan de Westkanaalstraat. Wij schrijven midden jaren 1950. Zij was een alleenstaande moeder van rond de veertig afkomstig uit Brits Guyana. Zij communiceerde de hele dag in het Britsguyanese Engels met haar kinderen en de omgeving. Zij had een dochter, Cynthie en twee zonen, Dennis en Winston geheten. Dennis was mijn leeftijdgenoot. Wij waren ongeveer elf jaren oud ten tijde van het voorval dat hieronder wordt verteld. Dennis was ook een soort sparringpartner. Regelmatig hadden wij meningsverschillen en die werden steevast beslecht met een stevige knokpartij in de bermen van de Westkanaalstraat.Daarbij werd er afwisselend gebokst en geworsteld. Ik heb mij altijd verbaasd over het incasseringsvermogen van Dennis: hoe hard je hem ook sloeg op zijn hoofd of in de maagstreek, hij gaf geen krimp. Ik denk dat voor wat betreft de slagen op het hoofd zijn wollig kroeshaar heeft gefunctioneerd als een stootkussen.

Op een dag kreeg Dennis een mand vol knippa’s, “sknieps” in het Engels van zijn moeder,  op zijn hoofd gedrukt. Hij moest die gaan rondventen. Als vriend mocht ik hem daarbij begeleiden. Wij kozen voor de route Westkanaalstraat, Achterstraat, Landingstraat, Oude steiger, Voorstraat, Emmastraat, weer de Achterstraat in op weg naar huis. Dennis en ik droegen om de beurt de mand met knippa’s op ons hoofd. Degene die zijn handen vrij had deed regelmatig een greep in de mand en stopte zijn mond vol met knippa’s. Al lopend maakten wij om de beurt de nodige reclame voor onze waar. De belangstelling was nihil. Gaandeweg  was de inhoud van de mand meer dan gehalveerd en wij hadden nog niets verkocht. Wij werden gekweld door de vraag hoe wij dit zouden verantwoorden. Dennis wachtte voor deze kinderlijke fout conform gebruik in die dagen een dracht stokslagen. Daarom ook voelde ik mij  eigenaar van het probleem. Maar de verlossing  kwam op een onverwachte manier : wij sloegen munt uit een ontmoeting met een gezelschap drinkers in de winkel van een Chinees, zijn naam ben ik kwijt,  op de hoek van de Achterstraat en de Emmastraat.

De Chinese winkel  was gesitueerd vlak tegenover het oude, in hout opgetrokken winkelgebouw van A.K. Doerga Shaw met zijn schuin oplopende bruggen. De Chinees en Doerga waren elkaars concurrenten.Niet alleen als kruideniers, maar ook voor wat betreft het afschieten op nieuwsjaardag van het langste en grootste vuurwerk, pagara in de volksmond. Het was een jaarlijks terugkerend prestigeslag dat de massaal opgekomen Nieuw Nickerianen in twee kampen verdeelde. Maanden van te voren stelden de beide concurrenten hun voorraad pagara’s ten toon voor het publiek. De vraag wie de geweldigste pagara zou afschieten was het gesprek van de dag. Na afloop van de slag werd er nog dagenlang verhit geredetwist over de vraag wie er had gewonnen: Doerga of de Chinees.

Nieuw Nickerie was omstreeks  het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw, anders dan nu, dun bezaaid met bars. In de gewone levensmiddelenwinkels werd er een apart hoekje ingeruimd waar bepaalde stamgasten zich te goed kon doen aan bier en sterke drank. Het was in die tijd de gewoonte dat loonarbeiders , zoals die van het rijstbedrijf Wageningen, om de twee weken – per “fortnight” - werden uitbetaald. Tijdens de weekeinden van “forthnight”, “fatnait” in het Nickeriaans Engels, zetten de arbeiders, vaak omringd door hun buitenvrouwen of vriendinnen, in bars en winkels flink de bloemetjes buiten. Behalve zulke dames, hunkerden ook de barkeepers en winkeliers naar deze weekeinden die goed waren voor de omzet en die enig vertier brachten in het doorgaans stille stadje. Heel Nieuw Nickerie bruiste dan voor een kort moment.Daarna werd het weer erg stil tot de volgende tweewekelijkse uitbetaling.

Het moet tijdens zo’n  weekend zijn geweest dat Dennis en ik bijna aan het eind van onze verkoopronde het gezelschap van drinkers in de winkel van de Chinees aantroffen. Wij hoorden hen van verre grappen en grollen horen verkopen in de Nickeriaanse variant van het Engels. Dennis en ik dachten dat wij onder dat vrolijk gezelschap wellicht afnemers zouden kunnen vinden. Wij zetten koers naar de groep. Er onstond een conversatie met een Hindostaanse man die wij ter wille van de privacy Djakkie noemen. Djakkie liep altijd blootvoets en had de gewoonte om rond te lopen in licht opgestroopte broekspijken. Daarbij sloeg hij weinig acht op de symmetrie waardoor de broekspijpen nogal in lengte konden verschillen. Hij had geen vaste baan of inkomen, maar je zag hem vaak borrelen in gezelschap van creoolse mannen.

De conversatie met Djakkie verliep als volgt. “Boi sang je serie”. “Knippa mijnheer”. “Ding switie”? “Ja mijnheer”. “Mek mie tissie”. “Ja mijnheer”. Djakkie nam enkele knippa’s, stak ze in zijn mond en nam de tijd om ze grondig te proeven. Na enkele ogenblikken zei hij: “Oeng kan gwé, ding knippa no boeng, mi ne bai neks”. Hoe wij ook aandrongen, Djakkie en de anderen kochten niets. Wij werden zelfs als lastposten de deur gewezen. Dennis en ik voelden ons hierdoor een beetje verongelijkt.

Wij vervolgden teleurgesteld onze weg maar kregen plotseling een ingeving: wij konden dit voorval toch met enig recht gebruiken om ons probleem -  de bodem van de mand in zicht en vrijwel niets verkocht – op te lossen? Zo gedacht, zo gedaan: wij zouden eensgezind aan de moeder van Dennis het verhaal opdissen dat een paar dronken mannen in de winkel van de Chinees vrijwel al onze knippa’s hadden opgegeten en ons geen cent betaald. Thuis aangekomen vertelde Dennis aan zijn moeder: :  “Mother, mother, dem man iet nearly all the sknieps and them na pay the money”. “Joseph, it’s true?” werd aan mij gevraagd. “Yes, neighba, it’s true”, gaf ik ten antwoord.  Neighba ontstak in woede  en stoof af op  het clubje in de winkel, het restant van de knippa’s meenemend. Dennis moest mee maar ik verkoos uit veiligheidsoverwegingen om het duo niet te vergezellen. Ik kan dus niet veel vertellen over het precieze verloop van de conversatie tussen partijen. Het moet er nogal heftig zijn toegegaan want boze creoolse vrouwen uit de volksklasse trokken in die dagen doorgaans alle registers van hun kleurrijke vocabulaire open. Dennis moet voet bij stuk hebben gehouden. Om hun verhaal kracht bij te zetten moeten moeder en zoon mij als een getuige achter de hand hebben gehouden die elk moment kon worden opgeroepen.Uiteindelijk is er toch voor een volle mand knippa’s betaald in ruil voor het schamele restant in de mand.

Djakkie die als hoofdschuldige  was neergezet, heeft zich  later op de dag in een toestand van hevige verontwaardiging beklaagd bij mijn moeder die er een winkeltje op na hield. Ik zie Djakkie aanstormen, de schuine brug op naar de winkel om staande voor de toonbank zijn beklag te doen. Ik zou hem ten onrechte beschuldigd hebben van het zonder  betaling afpakken van bijna alle knippa’s. Hij had daardoor flink ruzie gekregen met de moeder van Dennis. Ik hoorde de klaagzang stiekem van een afstand aan en voelde hoe de emoties van Djakkie een climax bereikten. Mijn moeder maakte aanstalten om mij te laten opsporen voor een confrontatie: was het waar wat Djakkie haar had verteld? Deze confrontatie durfde ik uiteraard niet aan en ik maakte mij dan ook schielijk uit de voeten.

Nog maanden na het voorval probeerde  ik uit de buurt van Djakkie te blijven : de gewoonte in die tijden liet toe dat volwassenen ongehinderd kinderen, ook van wildvreemden, een klap konden verkopen of een oorvijg geven als zij in hun ogen “vrijpostig”waren geweest of iets ergers hadden misdaan. Als hij mij ergens zag, schudde hij reeds in de verte steevast heftig met zijn hoofd en wees dreigend naar mij om duidelijk te maken dat ik niet deugde. “You son af a bitch, worthless boy, me go kick you ass!” riep hij dan conform Nickeriaans gebruik . Ik had er vrede mee. Kleine belhamels kunnen zo hun eigen afwegingen maken. In dit geval was de afweging: liever een mokkende Djakkie dan een boze neighba

Terug naar 'Herinneringen'

Copyright © 2003 - 2008 . All rights reserved.

Designed & hosted by Galactica's Graphics